De Zoon boven de engelen
Het verhaal van de brief aan de Hebreeën gaat over Gods laatste oproep aan zijn uitverkoren volk Israël. Het was tevens geschreven om de Hebreeuwse gelovigen voor te bereiden op de naderende komst van Jezus in oordeel dat zou komen over zijn eigen volk dat hem had afgewezen. Veertig jaar eerder had Jezus zijn discipelen al verteld dat hun generatie niet voorbij zou gaan voordat hun hoofdstad Jeruzalem met tempel en al zou worden verwoest. En die vervulling was nu dichtbij gekomen. Dus Paulus schreef deze brief om de gelovigen aan te moedigen om vooral trouw te blijven aan Christus en zijn gemeente door in eerste instantie een beroep te doen op de superioriteit van Jezus ten opzichte van de profeten.
1 Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten,
2 heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij (God de Vader) gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld(en) geschapen heeft.
3 Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge,
Op vele wijzen – betekent dat Gods openbaringen op verschillende manieren bekend werden gemaakt. Bijvoorbeeld Amos gaf boodschappen van God door via directe verklaringen van God en via orakels, Hosea door typerende ervaringen uit zijn eigen leven, Habakuk door argumentering en discussie, Maleachi door vragen en antwoorden, Ezechiël door vreemde en symbolische handelingen, Haggaï door prediking en Zacharia door tekenen.
De vaderen – deze uitdrukking heeft alleen betrekking op de Vaders uit de Mozaïsche eeuw en dit is inclusief de aarstvaders, leiders, oudsten en anderen uit de beide tijdperken uit het oude testament, zowel voor als na Mozes. God spreekt hier tegen een specifieke groep van mensen, het volk Israël.
Het laatst der dagen – de uitdrukking laatst der dagen is in het Grieks letterlijk “in het laatst van deze dagen”, de dagen van het oude verbondssysteem. Johannes had het zelfs over “dit is het laatste uur”, een uitdrukking die wijst naar het naderende einde. Net zoals de Joden hun historie verdeeld hadden in twee perioden, de tijd voor en na de Messias, verdeelde ook Paulus het in twee perioden: (1) “deze dagen” uit 1:1 en “de tegenwoordige tijd” uit 9:9 refereren naar de tijd waarin hij leefde, terwijl (2) “de tijd van herstel” uit 9:10, “de toekomende wereld” uit 2:5, “de toekomende eeuw” uit 6:5, en “de toekomstige stad” uit 13:14 refereren naar het perfecte koninkrijk uit 12:28 dat aan de horizon lag. In de “tijd van het einde” van het oude verbond sprak God tot de mensen door zijn Zoon. Later in 9:26 zei Paulus zelfs dat Jezus zichzelf had geofferd bij “de voleinding der eeuwen”. Eerder in de brief aan de Korintiërs informeerde Paulus hen dat zij het waren, over wie “het einde van de eeuwen” was gekomen 1 Kor 10:11.
Erfgenaam van alle dingen – Psalm 2:7-8 zegt, “ Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik u verwekt…..Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel en de einden der aarde tot Uw bezit”. Lucas 19:12 spreekt van een Jezus die een koninkrijk zal ontvangen en dan zal terugkeren, nadat Hij natuurlijk alle profetieën had vervuld. Met alle dingen bedoelde Hij vermoedelijk niet alleen alle mensen maar ook alle dingen betreffende het beloofde koninkrijk, zoals Jezus die wordt gekroond als profeet, priester en koning.
De wereld(en) geschapen heeft – Hier staat eigenlijk werelden, in meervoud dus. Het woord voor “wereld” in 10:5 is de Griekse uitdrukking voor “orde/universum/schepping/de aarde” (kosmos); het woord voor “wereld” in 1:6 is de Griekse uitdrukking voor “bewoonde wereld” (eukoumene) ; en de wereld voor “werelden” hier in 1:2 is de Griekse uitdrukking voor “eeuwen/tijdperken” (aionas); en dan is er nog een 4e woord dat met wereld vertaald wordt en dat is het Griekse woord “gé”, dat vaak beter met aarde of land vertaald kan worden. In het Grieks zijn er dus 4 woorden die in bijbelvertalingen soms met ‘wereld’ vertaald worden, waarvan de oorspronkelijke betekenis varieert van orde, universum, schepping, land en bewoonde wereld, tot tijdperk(en). Dit kan heel verwarrend zijn voor de hedendaagse, westerse lezer.
Het betreft hier dus niet de planeet aarde – het is de uitdrukking voor “eeuwen” of “tijdperken”. Naast het feit dat de “eeuwen” hier in 1:2 onjuist vertaald is met “wereld”, zijn er andere redenen om dit zo weer te geven.
Ten eerste, “eeuwen” is in het meervoud, wat betekent dat niet alleen het woord “werelden” onnatuurlijk is, maar ook spreekt de Bijbel nergens over het scheppen van “werelden” in het meervoud; maar zoals we spoedig zullen zien gaat het boek over twee verbondseeuwen of twee verbondswerelden.
Ten tweede, omdat Paulus het Griekse woord koos voor de fysieke schepping in 10:5 waarin hij schreef over Jezus ‘ komst in de wereld, wist hij klaarblijkelijk het verschil; Feitelijk zien we al een duidelijk verschil tussen deze uitdrukkingen in één vers, namelijk – 9:26, Jezus “had dikwijls moeten lijden sinds de grondlegging der wereld (kosmos); maar thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen.” Zelfs hier (9:26) toen Paulus een fysiek schepping wilde aangeven, gebruikte hij het woord “kosmos” en niet eeuw. Verder, een synoniem van “eeuwen” hier zou het woord “tijden” of “tijdperken” kunnen zijn zoals in Efeze 1:10 waar dezelfde apostel schreef over alles onder één hoofd samen te vatten in Christus in de volheid der “tijden”, in meervoud.
Dus in de context betekent het woord geschapen hier “gearrangeerd of geordend”, wat zoveel betekent dat God de eeuwen gearrangeerd/geordend heeft tijdens het ontstaan en de voortgang.
De afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen – de uitdrukking afstraling van Zijn heerlijkheid betekent dat de Zoon het licht zelf is wat straalt vanuit de bron – God. De afdruk van zijn wezen benadrukt verder dat de Zoon de exacte replica of beeld is van Gods natuur en karakter.
Alle dingen draagt door het woord zijner kracht – Jezus droeg actief alle dingen, hoe? Door ze te vervullen. Alle dingen betreft alles met betrekking tot het in vrijheid zetten van de mens door alle eeuwen heen, alle dingen met betrekking tot Jezus die profeet, priester en koning wordt over zijn koninkrijk ofwel zijn huis.
Zich gezet aan de rechterhand – zitten aan de rechterhand heeft betrekking op Jezus die de taak van de Hogepriester heeft overgenomen en in plaats van nooit te kunnen blijven zitten als een Levitische hogepriester in zijn steeds terugkerende taak, kon Jezus gaan zitten omdat Zijn offer eens en voor altijd was volbracht. Hij heeft het eerste opgeheven om het tweede te laten gelden, 10:9.
4 zóveel machtiger (beter) geworden dan de engelen, als Hij uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen heeft.
5 Immers, tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: Mijn Zoon zijt gij; Ik heb U heden verwekt? En wederom: Ik zal Hem tot Vader zijn, en Hij zal Mij tot Zoon zijn.
6 En wanneer Hij wederom de eerstgeborene in de wereld brengt, spreekt Hij: En Hem moeten alle engelen Gods huldigen.
7 En van de engelen zegt Hij: Die zijn engelen maakt tot winden (geesten) en zijn dienaars tot een vuurvlam;
8 maar van de Zoon: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid en de scepter der rechtmatigheid is de scepter van zijn koningschap.
9 Gerechtigheid hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat; daarom heeft U, o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven uw deelgenoten.
Machtiger geworden dan de engelen – Het woord machtiger heeft betrekking op Jezus’ superioriteit boven de engelen. Paulus bracht dit naar voren omdat de Joden hoog opgaven van de wet van Mozes die was overgeleverd door de engelen. In de context onderkende Paulus dit door te zeggen dat de oude wet was “gesproken door de engelen” zie 2:2.
Uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen – Dit betekent dat zoals Johannes 1:14 al zei over Jezus als “de eniggeborene des Vaders, m.a.w. alleen Jezus bezat als erfgenaam een unieke relatie omdat Hij de Zoon van God was.
Ik heb U heden verwekt – Wanneer daar staat heden heb Ik u verwekt, heeft het woord “heden” betrekking op de inhoud van Psalm 2:6 waar God sprak over Jezus, “Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg”, terwijl het woord “verwekt” refereert naar de opstanding van Jezus – wat Hem kwalificeert als die koning van Sion. Paulus had dit al eerder bevestigd in Handelingen 13:33-34 waar hij dit op de volgende manier verwoordde: “God… heeft Jezus opgewekt gelijk in de tweede Psalm geschreven staat: Mijn Zoon zijt Gij; Ik heb u heden verwekt.” Het punt hier is dat Jezus werd bevestigd als de geprofeteerde Zoon van God die Koning zou worden door het feit dat God Hem uit de geestelijke dood had opgewekt en Jezus naast Zich neer zette als Koning over Zijn eigen geestelijke huis (1:3 en 3:6).
Wederom de eerstgeborene in de wereld brengt – Het woord “eerstgeborene “ heeft natuurlijk betrekking op Jezus, die hier wordt genoemd als de eerstgeborene van alle geestelijk kinderen van God. Andere teksten zoals Openb 1:5 en Kol 1:18 maken duidelijk dat Jezus de eerstgeborene is van hen die waren opgestaan uit de doden. Toen Paulus schreef “wederom brengt in de wereld” refereert hij naar wat we noemen de “tweede komst” en wel om de volgende redenen: “wederom brengt” is in de toekomstige tijd, dus na het schrijven van deze brief in 63 NC; verder zou ten tijde van deze specifieke komst Jezus al de eerstgeborene zijn van het opstandingsleven; en tenslotte is de context van Deuteronomium 32:43 de achtergrond van dit verhaal, waar Mozes spreekt over Gods wraak over zijn vijanden. Het gaat hier over de Messias en Zijn regeren als Koning in Zijn Koninkrijk, maar dat niet eerder zou plaats vinden totdat zijn vijanden vernietigd zouden zijn en Zijn koninkrijk definitief gevestigd zou worden in al zijn volheid bij Zijn tweede komst, in de nabije toekomst van zijn toehoorders (Hebr 10:37 & 12: 28).
En Hem moeten alle engelen Gods huldigen – Verder is de enige plaats in de Bijbel waar we kunnen vinden dat engelen Jezus aanbidden, dit bij Zijn komst in oordeel is, niet tijdens Zijn geboorte. Het punt is dat God er voor zorgt dat de engelen op dat tijdstip Jezus aanbidden en zij aanbidden Hem omdat Hij veel groter is dan dat zij zijn.
Die zijn engelen maakt tot winden en zijn dienaars tot een vuurvlam – Paulus haalt hier Psalm 104:4 aan. Engelen betekent hier boodschappers en dienaars zijn hier dienstknechten, beide hebben betrekking op dezelfde personages. God gebruikte hen om winden (pneumata – winden, in overdrachtelijke zin: geesten – hetzelfde woord wordt ook gebruikt voor adem) of vlammen van vuur te worden of te maken, een uitdrukking van Gods almacht.
Uw troon – De troon waarover hier wordt gesproken is de troon die Jezus erfde van Zijn voorvader, koning David. God had David beloofd dat zijn troon voor eeuwig zou bestaan (Ps 89:37). Later vertelde Gabriël aan Maria dat haar zoon voor eeuwig zou regeren op Zijn vader Davids’ troon en dat aan Zijn Koninkrijk geen einde zou komen (Lucas 1:32-33).
Scepter – De scepter hier is geen letterlijke scepter zoals bij aardse koningen maar hier wordt Zijn koninkrijk gesticht en gegrondvest door recht en gerechtigheid.
Met vreugdeolie gezalfd – In 12:2 kunnen we de vreugde van Koning Jezus zien toen Paulus schreef: “om de vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op zich genomen…en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods.” En hier in 1:9 lezen we over de vreugde van de Vader – hoe Hij Zijn Zoon kroonde tot Koning met veel meer vreugde dan toen Hij vroeger de koningen van Israël kroonde. Dit wordt verder bevestigd door de woorden van de God de Vader in Matt 3:17 toen de geest als een duif op Jezus nederdaalde: “Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb.” Jezus werd hier niet alleen gezalfd als Koning maar ook als profeet en priester.
10 En: Gij, Here, hebt in den beginne de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn het werk uwer handen;
11 die zullen vergaan, maar Gij blijft; en zij zullen alle als een kleed verslijten,
12 en als een mantel zult Gij ze oprollen, als een kleed zullen zij ook verwisseld worden; maar Gij zijt dezelfde en uw jaren zullen niet ophouden.
13 En tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten?
14 Zijn zij (de engelen) niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven?
Veel mensen zijn geneigd de verzen 10 -12 letterlijk te lezen omdat ze letterlijk klinken. Maar gaat dit tekstgedeelte wel over de verwijdering van de materiële wereld? Wanneer we op onderzoek uit gaan zullen we zien dat “de hemelen” en “de aarde” in combinatie vaak refereren naar het leven, de regering, de economie van het volk Israël ofwel “de wereld” van het oude verbond, het was tenslotte net als de andere bijbel-verbonden, een verbond tussen God in de hemel en de mensen op aarde. God herinnerde de Israëlieten aan Zijn verbond met hen toen Hij zei: “Want Ik ben de Here, uw God, die de zee opzweep, zodat haar golven bruisen, wiens naam is Here der heerscharen. Ik heb mijn woorden in uw mond gelegd en met de schaduw mijner hand heb Ik u bedekt, Ik, die de hemel uitspan en de aarde grondvest en tot Sion zeg: Gij zijt mijn volk.” (Jes 51:15-16)
In de zelfde context sprak God toen Hij Zijn nieuwe wet aankondigde: “Luistert naar Mij, mijn volk, en mijn natie, neig uw oor tot Mij. Want een wet zal van Mij uitgaan en mijn recht zal Ik stellen tot een licht der volken. Mijn zege is nabij, mijn heil treedt te voorschijn, en mijn armen zullen de volken richten; op Mij zullen de kustlanden wachten en op mijn arm zullen zij hopen. Heft uw ogen op naar de hemel en aanschouwt de aarde beneden; want de hemel verdwijnt als rook, de aarde vergaat als een kleed en haar bewoners sterven als muggen, maar mijn heil duurt eeuwig en mijn gerechtigheid wordt niet verbroken.” (Jes 51:4-6)
God zei toen Hij de instelling van een nieuw verbond met een nieuw volk beloofde: “Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde” en “Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik maken zal voor mijn aangezicht zullen blijven.” (Jes 65:17 & Jes 66:22) In Jesaja 65:7 had God al voorspeld dat de nieuwe schepping (het nieuwe verbond en het nieuwe Jeruzalem) zou komen wanneer Israël de maat van hun zonden had vervuld en vernietigd zou worden. En dat gebeurde in het jaar 70 NC.
Jezus bevestigde dit toen Hij tegen de Joden zei: “gij zijt zonen van de moordenaars der profeten. Maakt ook gij de maat uwer vaderen vol” (Mat 23:31-32); en na hen gewezen te hebben op hun ondergang zei Hij: “Voorwaar, Ik zeg u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht….Zie, uw huis wordt aan u overgelaten.” (vers 31-32, 38) Een paar verzen verder sprak Jezus wat uitgebreider over de naderende ondergang door de val van Israëls’ wereld – hun hemel en aarde – toen Hij zei dat “de machten der hemelen zullen wankelen” (24:29) en “Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal geenszins voorbijgaan voordat dit alles geschiedt. (Jullie) Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan” (vers 34-35)
In het parallelle verhaal van Lucas waarschuwde Jezus toen Hij zei: “want dit zijn de dagen van vergelding (wraak), waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat.” (21:22); en als we dit alles bij elkaar optellen dan wordt ook Matt 5:17-18 duidelijk: “Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.” Met andere woorden, Jezus sprak hier niet over de fysieke wereld, maar over de verbondswereld van de Joden.
In het betreffende tekstgedeelte, de verzen 10-12, vinden we ook verwijzingen dat Paulus de verbondswereld in gedachten had en niet de fysieke wereld.
In den beginne – In de context is het meer waarschijnlijk dat het ons terugbrengt naar het tijdstip van het formeren van het verbond tussen God en Zijn volk Israël, wat terug gaat tot aan Abraham en Mozes of zelfs tot aan Adam, die als hoofd van Gods’ schepping de eerste was die een verbondsrelatie met God had. (Hosea 6:7)
Die zullen vergaan… als kleed verslijten… zult ze oprollen… als kleed verwisseld worden – vinden we later terug in 8:13 waar ogenschijnlijk iedereen het erover eens is dat Paulus hier het voorbijgaan van de oude wet en de instelling van de nieuwe wet in gedachten had: “Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.” (de enige andere plaats waar de uitdrukking “oprollen” wordt gebruikt is in Openb 6:12-17 wat weer overeenkomt met Matt 24 en Lucas 21).
Engelen – vers 13 bevestigd nog maar eens dat Jezus superieur is aan de engelen. Om te zitten en te blijven zitten aan de rechterhand van God bewijst zonder twijfel dat Jezus boven elke bestaande creatie staat, behalve God natuurlijk. Ook Petrus bevestigd dit toen hij schreef dat “Jezus Christus, die aan de rechterhand Gods is, terwijl engelen en machten en krachten Hem onderworpen zijn.” (1 Petrus 3:22)
Uw vijanden – Wie waren zijn vijanden? Volgens Jezus waren Zijn vijanden de Joden die Hem hadden afwezen: in een profetische gelijkenis van de ponden sprak Hij in Lucas 19:27 over hen toen Hij zei, “Doch die vijanden van mij, die niet wilden, dat ik koning over hen werd, brengt hen hier en slacht ze voor mijn ogen.” Later in 20:17-19 toen Hij sprak tegen de Hogepriester en de Schriftgeleerden, vertelde Hij, hoe Hij als hoeksteen degenen die Hem zouden afwijzen, zou vermorzelen. Paulus sprak over de ongelovige Joden als “als vijanden van…. Christus” (Phil 3:18 & Rom 11:28). (Het Judaïsme was Satans’ synagoge volgens Jezus in Openb 2:9 & 3:9).
Voetbank – de voetbank motief hier is een verwijzing naar een oude gewoonte van het plaatsen van iemands voet op de nek van een verslagen vijand. In 10:12-13 schreef Paulus over Jezus en zei dat, “deze echter is, na één offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand van God, voorts afwachtende, totdat zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor zijn voeten.”
Die uitgezonden worden – De uitdrukking “uitgezonden” impliceert dat Jezus degene was met autoriteit om uit te zenden, terwijl de engelen slechts de rol van dienstknechten vervulden en wel ten behoeve van de christenen die op het punt stonden (70 NC) hun definitieve verlossing te beërven. (Efez 1:10-14)