Hoofdstuk 2

Paulus was nog niet helemaal klaar met de met zijn uitleg over de tegenstelling van Jezus met de engelen. Tegelijk waarschuwt hij zijn toehoorders om niet af te glijden van het geloof.

1 Daarom moeten wij te meer aandacht schenken aan hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven.
2 Want indien het woord, door bemiddeling van engelen gesproken, van kracht is gebleken, en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtmatige vergelding heeft ontvangen,
3 hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Here, en door hen, die het gehoord hebben, op betrouwbare wijze ons is overgeleverd,
4 terwijl ook God getuigenis daaraan geeft door tekenen en wonderen en velerlei krachten en door de heilige Geest toe te delen naar zijn wil.

Moeten – Het woord moeten hier is niet zo zeer iets wat vereist is, het is geen opdracht, maar meer een noodzaak om te zorgen dat je jezelf handhaaft in het geloof.
Afdrijven – De Joodse broeders hadden het goede nieuws van redding door Jezus gehoord: “Wij (de Joden) die reeds van te voren onze hoop op Christus hadden gebouwd” (Efez 1:12) en Gods reddingsplan geaccepteerd die vervuld zou worden tijdens hun leven door Jezus, maar onder druk van de Judaïsten begonnen ze de greep op hun geloof te verliezen. Jezus had dat al aangekondigd toen Hij zei, “Strijdt om in te gaan door de enge poort” (Lucas 13:24)
Van kracht is gebleken – Paulus zei dat het woord (de wet) die door de engelen was gesproken, van kracht is gebleken. Waardoor? Door de tekenen en wonderen waardoor bijvoorbeeld de Israëlieten uit Egypte werden geleid. (Hand 7:35 & Hebr 12:18-21)
Indien wij geen ernst maken met zulk een heil – Het heil, de verlossing waar Paulus hier over spreekt gaat niet alleen over reiniging van de zonden (die in z’n geheel vervuld zou worden tijdens de komende verwoesting van Jeruzalem, Lucas 21:28) maar het heeft ook betrekking op de naderende slachting van de Joden. Waarom? Ten eerste had Paulus namelijk zojuist gerefereerd naar de fysieke bestraffing van de Joden onder het oude testament, die voor de meeste resulteerden in een oordeel door een fysieke dood. Ten tweede waarschuwde Paulus in Hebreeën 10 voor de komende Joodse verwoesting die geprofeteerd was in het oude testament en die opnieuw hun fysieke dood zou in luiden.
Hen, die het gehoord hebben – Deze uitdrukking heeft natuurlijk betrekking op de apostelen die Jezus hadden gevolgd vanaf Zijn doop tot Zijn kruisiging. (1 Joh 1:1-3 & 2 Petrus 1:16-18)
Ook God getuigenis daaraan geeft – Dit betekent niet dat God zelf een getuigenis gaf, maar eerder dat God daar bij betrokken was. Dus wanneer Jezus of een apostel een tweede getuige nodig hadden zoals de wet vereiste (Deut 19:15), dan was God daarbij als een betrouwbare getuige. Met betrekking tot Gods aanwezigheid bij de wonderen verricht door de apostelen vertelde  Jezus (God) hun al, “En Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.” (Matt 28:19)

Jezus beneden de engelen gesteld

5 Want niet aan engelen heeft Hij de toekomende wereld, waarvan wij spreken, onderworpen.
6 Maar, iemand heeft ergens betuigd, zeggende: Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, of des mensen zoon, dat Gij naar hem omziet?
7 Gij hebt hem voor een korte tijd beneden de engelen gesteld, met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond,
8 alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen. Want bij dit: alle dingen [hem] onderworpen, heeft Hij niets uitgezonderd, dat hem niet onderworpen zou zijn. Doch thans zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn;
9 maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond.
10 Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen bestaan, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken.
11 Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen,

Want – Het woord “want” wijst naar het vervolg van hoofdstuk 1:14. Let op dat vers 14 die laat zien dat deze verlossing/verzoening nog onderweg was tijdens het schrijven van deze brief.
Toekomende wereld – Zoals al eerder genoemd in 1:6 is de Griekse uitdrukking voor wereld niet de planeet aarde of het woord eeuw, maar ‘eukoumene’ een uitdrukking die refereert naar een gemeenschap, een samenleving, “een zeker volk” van een zekere eeuw op de planeet aarde – een koninkrijk van burgers. Het woord “toekomende” hier betekent “op het punt staan te komen”. Dit betekent dat de uitdrukking “toekomende wereld” betrekking heeft op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, de nieuwe wereld of koninkrijk van Christus waarin we verlossing kunnen vinden. Andere uitdrukkingen voor dit koninkrijk zijn bijvoorbeeld: Het Koninkrijk van Christus (Efez 5:5), Het hemelse Jeruzalem (Gal 4:26 & Hebr 12:22), De berg Sion (Hebr 12:22), Een hemels vaderland (Hebr 11:16, De nieuwe hemel en nieuwe aarde (Openb 21:1) en Een nieuw Jeruzalem uit de hemel (Openb 21:2).
Wat is de mens, dat Gij (God) zijner gedenkt, of des mensen zoon  – In dit gedeelte uit Psalm 8:4-6 wordt met de mens de hele mensheid mee bedoeld, die minder is dan God en vanaf vers 9 zien wij Jezus die daar deel van geworden is om deze mensheid weer te verzoenen met God. De uitdrukking “mensenzoon” is niet een referentie naar Jezus maar wijst naar het aardse natuur van de kinderen van Adam. (Psalm 144:3-4)
Beneden de engelen gesteld – dit gedeelte wordt gedeeltelijk gedefinieerd door vers 9 dat de mens in tegenstelling tot de engelen kan sterven: “Jezus,…. beneden engelen gesteld was vanwege het lijden des doods”.
Alle dingen aan zijn voeten onderworpen – ofschoon het geschreven is in de verleden tijd, zoals wel vaker met profetieën het geval is, geeft Paulus hier in de context aan dat het “op het punt staat” vervuld te worden. Dat weten we omdat Paulus verderop zegt dat deze dingen nog niet (op het tijdstip dat Paulus dit schreef) de mens onderworpen zijn.
Heeft Hij niets uitgezonderd, dat hem niet onderworpen zou zijn – Dit betekent dat in het begin het de bedoeling was de mensheid de hoogste boven alle aardse dingen zou zijn, de enige die een speciale relatie met zijn schepper had; maar deze relatie werd verstoord en moest weer hersteld worden door Christus zoals we zien in vers 9.
Maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld – Wij zien Jezus, die het antwoord is op het zonde probleem van de mens. Vers 17 zegt het als volgt: “Daarom moest Hij in alle opzichten zijn broeders gelijk worden…..om de zonden van Zijn volk te verzoenen. Dus niet alleen was Hij de Zoon van God/ Godheid/Koning/Redder, maar Hij was ook op een zeker moment mens.
Met heerlijkheid en eer gekroond – Naast dat Hij heilig was, stierf Jezus zonder zonde, vrijwillig, als een mens. De laatste Adam Jezus overwon door het bloed van Zijn Kruis de vijand door wie de eerste Adam was verslagen. Hij die zonder zonde was, stond zelf op uit de dood (als gevolg  van de zonde), de laatste Adam maakte het mogelijk voor alle gelovigen van alle eeuwen om te delen in die heerlijkheid. (Rom 5:12-19)
Het voegde Hem (God) – Als verdediging tegen de Judaïsten die o.a. zeiden: “Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus tot in eeuwigheid blijft; hoe kunt Gij dan zeggen, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden?” zei Paulus “het voegde Hem”, dat zoveel betekent dat door de liefde en genade als deel van Gods natuur, dit de manier is die God uitgekozen had om ons te redden, of we het nu begrijpen of niet. Paulus redeneerde dat hun eigen wet hierover geprofeteerd had zoals ook Hebr 10:5-7 verwoord: “Daarom zegt Hij bij zijn komst in de wereld: Slachtoffer en offergave hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij een lichaam bereid; in brandoffers en zondoffers hebt Gij geen welbehagen gehad…… zie, hier ben Ik – in de boekrol staat van Mij geschreven – om uw wil, o God, te doen.” Maar waarom zeiden de Joden dat zij uit de wet begrepen dat hun Messias voor altijd zou leven? Omdat zij een fysiek koninkrijk wilden hebben met een fysieke koning, ze geloofden ook in een koninkrijk die eeuwig zou duren maar niet met een koning die zou sterven aan een kruis.
Heerlijkheid – In het woord heerlijkheid kun je vrijheid zien, wat betekent dat de mens door Christus de voor hem bedoelde heerlijkheid zou bezitten, dat hij ondanks de zonde een relatie heeft met Zijn onsterfelijke schepper.
Volmaken – Is perfect maken. Door Zijn lijden en sterven, werd Jezus perfect gemaakt en volkomen gekwalificeerd. Dus Jezus ging hen die in Hem geloofden voor op de weg naar de hemel. Jezus had al eerder van zichzelf gezegd dat Hij de weg, de waarheid en het leven was. (Joh 14:7) en in Hebr 10:20 sprak Paulus over Jezus als de nieuwe en levende weg om te komen in de aanwezigheid van God , de weg besprenkeld met het bloed van Jezus. Jezus is dus de leider op de weg en de weg zelf. (Jes 35:8)
Uit één – De uitdrukking uit één betekent letterlijk vanuit één bron – God de Vader; met andere woorden, sinds beide Jezus en de gelovigen (zonen in vers 10) God als Vader kunnen noemen, schaamt Jezus zich niet om hen als broeders te noemen. Tussen haakjes, het woord “broeders” hier is van een uitdrukking die betekent “van dezelfde moederschoot”. 1 Petrus 1:4 drukt het uit als “deel hebben aan de goddelijke natuur” en in Hebr 12:10 als, “het verkrijgen van zijn heiligheid”.
Het punt is dat Jezus niet zo goddelijk was (zoals de Judaïsten dachten) dat Hij niet een mens zou willen worden en menselijk zou lijden en zou sterven aan het kruis – want dat is namelijk precies wat Hij wel deed en Hij schaamde zich niet om geheiligde mensen Zijn broeders te noemen. Dus God is het grootste wat jij je kunt voorstellen, maar is ook de meest onderdanige die jij je kunt voorstellen – en dit is eigenlijk het meest ongrijpbare van God en dit is ook waar de meeste Joden hun gedachten niet mee konden verenigen.

12 en Hij zegt: Uw naam zal ik aan mijn broeders verkondigen, in het midden der gemeente zal ik U lofzingen;
13 en wederom: Ik zal op Hem vertrouwen, en wederom: Ziehier ik en de kinderen, die God mij gegeven heeft.
14 Daar nu de kinderen aan vlees en bloed deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen,
15 en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.
16 Want over de engelen ontfermt Hij Zich niet, maar Hij ontfermt Zich over het nageslacht van Abraham.
17 Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen
18 Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen.

In dit gedeelte gaat Paulus verder met het onderwerp uit de verzen 5-11 maar stopt met de argumentatie van de superioriteit van Jezus over de engelen.
Uw naam zal ik aan mijn broeders verkondigen – Dit komt uit Psalm 22:23 waar de Messias was geprofeteerd die tegen God zei, “Ik zal uw naam verkondigen…”; iemand z’n naam verkondigen betekent eenvoudig het aanprijzen van het karakter van de persoon achter die naam.
Ik zal op Hem vertrouwen…. de kinderen, die God mij gegeven heeft – dit zijn twee gescheiden citaten uit Jesaja 8:17-18, de eerste laat zien dat Jezus als Gods Zoon Zijn vertrouwen stelt op God de Vader terwijl de tweede Zijn nauwe band aangeeft met de andere kinderen van God die onder Jezus’ leiding waren geplaatst als oudere broer.
Vlees en bloed deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen – De uitdrukking vlees en bloed werd in die tijd gebruikt om het contrast aan te geven tussen de mens en de Godheid. Op gelijke wijze daaraan deel gekregen heeft betrekking op het vrijwillig aanvaarden van Jezus om mens te worden.
Macht over de dood – In Genesis 3:15 had God gezegd dat het hoofd van de slang (hier de duivel, ofwel de tegenstander) zou worden vermorzeld door de Messias. Maar gedurende het proces van vermorzelen zou de hiel van Christus worden vermorzeld, wat zoveel betekent dat voor het vermorzelen van de vijand een prijs betaald moest worden – een korte afscheiding van de Vader (Matt 27:46). Waarom? Omdat Jezus aan het kruis de zonden droeg die de scheiding/dood bracht tussen de twee partijen. (Gen 2:15-17 & 3:1-24) Toen Christus door Zijn offer de zonde op zich nam, begon het proces zoals Paulus omschreef in 1 Kor 15:26, “de dood die onttroond wordt” (let op tegenwoordige tijd), een proces dat was volbracht toen de wet was vervuld bij de ondergang van de oude verbondstempel en de heilige stad 70 NC (1 Kor 15:56). Dus door het vervullen of elimineren van de wet (die de zonde kracht gaf), werd de zonde de macht ontnomen (scheiding /dood), en iedereen die voor Christus kiest wordt verzoend met de Vader, relatie hersteld. Jezus’ dood/opstanding/hemelvaart, de verwoesting van de tempel/Jeruzalem, het vervullen/volmaking van de oude verbondswereld/leven, werkten allemaal samen om uiteindelijk de totale vernietiging van de vijanden van God, mens en hun onderlinge relatie tot stand te brengen. Niet alleen werd er afgerekend met het fysieke en tijdelijke – de Jezus-hatende Joden – maar er werd ook afgerekend met wat geestelijk en eeuwig was – zonde en de gevolgen ervan, de dood. (tenminste als ze de gave van God accepteerden). Ga eens na hoe bemoedigend het was voor de christenen in Rome (die ook leden onder de vervolgingen) toen ca 57 NC Paulus hun vertelde dat: “De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden.” (Rom 16:20)
Angst voor de dood tot slavernij gedoemd – Dood als gevolg van de zonde (Rom 6:23) werd zichtbaar door de wet (Rom 7) want het bracht geen redding, alleen maar veroordeling (Gal 3:19);  dit was de onvolkomenheid van de wet (Heb 8:6-7), niet dat de wet zelf fout was, maar (omdat de mens niet rechtvaardig kon worden door de wet), was het niet voldoende om hem te verzoenen met God. Dus Jezus kwam op het toneel als een mens die naar de wet gesproken perfect leefde, en vervulde daardoor alle gerechtigheid (Matt 3:15) en Hij vervulde alle profetieën en bracht zodoende de wet van het nieuwe verbond gebaseerd op genade en leven.
Het nageslacht van Abraham – Omdat Paulus schreef aan de Joodse christenen en omdat hij zojuist in vers 9 had verklaard dat Jezus was gestorven voor alle rassen, weten we dat hij de uitdrukking “nageslacht van Abraham” gebruikte als een duidelijke mededeling; de waarheid is zoals Paulus zei in de brief aan de Romeinen en Galaten, iedereen – Jood of niet – een ieder die gelooft in Jezus, is een kind van Abraham (Gal 3:9 & 29).
Een barmhartig en getrouw hogepriester – Het hogepriesterschap van Christus is het thema van het boek Hebreeën. Er werd al een indicatie gegeven in 1:3, maar hier wordt het voor de eerste keer direct genoemd en zet het de toon voor de rest van het boek. Paulus die heeft laten zien dat Christus was gekomen om de mens van de angst voor de dood te bevrijden, liet hier zien dat dit was bereikt in Zijn rol als hogepriester. Barmhartig en getrouw betekent dat Hij een gepassioneerde hogepriester was in tegenstelling tot de hogepriester in het oude testament, speciaal de Sadduceeën, die vaak ongevoelig en wreed waren en de liefde voor het volk misten. (Hosea 4:4-9)
Hij zelf in verzoekingen geleden heeft – De uitdrukking “heeft geleden” brengt ons naar Lukas 22:28 waar Jezus zijn apostelen vertelde dat Hij heel zijn leven, speciaal gedurende de 3 jaar bediening, herhaaldelijk geplaagd werd door beproevingen, Hij Zei: “Gij zijt het, die steeds bij Mij gebleven zijt in Mijn verzoekingen.”
Verzocht worden – Het woord “verzocht” draagt meer het idee van “getest” worden; deze twee begrippen kunnen niet helemaal gescheiden worden, maar het idee van getest worden door vervolging past in het geheel van deze brief beter dan verzocht worden.