Hoofdstuk 5

De punten die Paulus in de verzen 1-4 maakt zijn: dat (1) de hogepriester innemend moet zijn (vs 1-3) en (2) aangesteld moet zijn door God (vs 4).
 
1 Want elke hogepriester, die uit de mensen genomen wordt, treedt voor de mensen op bij God, om gaven en offers te brengen voor de zonden.
2 Hij kan tegemoetkomend zijn jegens de onwetenden en dwalenden, daar hij ook zelf met zwakheid omvangen is,
3 die hem verplicht evenzeer als voor het volk, voor zichzelf offers voor de zonden te brengen.
 
Gaven en offers – Het woord “gaven” heeft betrekking op offeren zonder bloed; verder blijkt dat dit woord niet verbonden word met de uitdrukking “voor de zonden” en daarom heeft het woord “gaven” vermoedelijk  betrekking op vrijwillige offers. Het woord “offers” daarentegen refereert wel naar bloedoffers die voor de zonden waren.
De onwetenden en dwalenden – Voordat we deze woorden overwegen, het volgende. Het schijnt dat er drie soorten zonden zijn in de tijden van het OT (maar ook vandaag nog). Er waren zonden gedaan door onwetendheid (Lev 5:17-19), zonden gedaan door verslaving (Lev 6:1-7) en zonden gedaan door rebellie (Num 15:30-31). Het schijnt ook dat volgens deze teksten, zonden door onwetendheid en zonden door verslaving verzoend kunnen worden, maar de zonden begaan door een houding van rebellie niet! (omdat bij rebellie opzet in het spel is, 1 Sam 15:22-23). Met deze achtergrond lijkt het dat Paulus hier in Hebr 5:2 vermoedelijk onwetendheid en verslaving in gedachten had (bv een dwaalleer, is verslaafd zijn aan een leer – of onwetend zijn m.b.t. de waarheid).
Paulus bedoeld met “onwetendheid”, gebrek aan kennis. Later in Hebr 9:7 schreef hij over offers die gebracht werden, “voor de zonden door het volk in onwetendheid bedreven”. De uitdrukking de “dwalenden” schijnt te betekenen dat ze nog niet hadden gezondigd.
Omvangen – De uitdrukking omvangen zou hier beter vertaald zijn met het woord “geplaagd of achtervolgd”. Met andere woorden, de hogepriesters die ook maar gewone mensen waren, werden “geplaagd of achtervolgd” door de morele zwakheid van het vlees. Adam bijvoorbeeld was degene die de leiding nam om het gouden kalf te maken….
Voor het volk, voor zichzelf offers voor de zonden te brengen – In Lev 16:6 vertelde God Mozes om Aäron te vertellen dat hij voor het volk en voor zichzelf moest offeren; in Lev 9:7 zei Mozes tegen Aäron dat hij voor het volk en zichzelf moest offeren. Dit is duidelijk niet bedoeld voor Jezus, want Hij was niet alleen een Hogepriester, maar Hij was ook het Lam en het Lam moest gaaf wezen, zonder smet.

4 En niemand matigt zichzelf die waardigheid aan, doch men wordt ertoe geroepen door God, zoals immers ook Aäron.
5 Zo heeft ook Christus Zichzelf niet de eer toegekend hogepriester te worden, maar Hij, die tot Hem sprak: Mijn Zoon zijt Gij; Ik heb U heden verwekt;
6 zoals Hij ook op een andere plaats spreekt: Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchisedek.
7 Tijdens zijn dagen in het vlees heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem, die Hem uit de dood kon redden, en Hij is verhoord uit zijn angst,
8 en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden,
9 en toen Hij het einde had bereikt (geheiligd zijnde, SV), is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden,
10 door God aangesproken als hogepriester naar de ordening van Melchisedek.

In 5:1-3 concludeerde Paulus het voorgaande gedeelte (4:14 tot 5:3) met redenen omkleed, waarom Jezus zich kwalificeerde als Hogepriester door Hem te vergelijken met Aäron, de eerste hogepriester: (1) beide waren uitgekozen door God; (2) beiden waren gezalfd om de mens te vertegenwoordigen; (3) beiden ondergingen verzoekingen; (4) beiden brachten offers; en (5) beide etaleerden bewogenheid.
Nu in 5:4-10 demonstreert Paulus dat Jezus een grote Hogepriester is, door Hem te vergelijken met Aäron: (1) alleen Jezus wordt Gods Zoon genoemd; (2) alleen aan Jezus werd een eeuwig priesterschap gegeven; (3) alleen Jezus was tot priester gemaakt naar de orde van Melchizedek; en (4) alleen Jezus schreeuwde het uit naar God als het Lam, maar ook als de Hogepriester.
En niemand matigt zichzelf die waardigheid aan – De mensen waren niet geautoriseerd om zelf een hogepriester te kiezen – alleen God had die autoriteit. Dus als iemand zich de positie van de hogepriester probeerde toe te eigenen, dan waren zware straffen het gevolg: 1 Samuel 13 verhaalt van koning Saul hoe hij het koninkrijk verloor gedeeltelijk doordat hij meende het werk van de hogepriester te kunnen beïnvloeden; 1 Koningen 12 verhaalt van de Jerobeam’s instelling van een onwettige priesterschap en het gevolg was dat Israël tot een ruïne werd; en Numeri 16 verhaalt over de opstandigheid van Korah met als gevolg dat de aarde hem en zijn volgelingen opslokten.
Zichzelf niet de eer toegekend hogepriester te worden – Het woord “eer” kan beter vertaald worden met “verhogen” of “verheerlijkt”; met andere woorden, Jezus verhoogde zichzelf niet tot de rol van Hogepriester, maar Hij (God) die beweerde dat Jezus Zijn Zoon was, verhoogde Hem tot die positie.
Gij zijt priester in eeuwigheid – Anders dan Aäron is het priesterschap van Jezus voor “eeuwig”, net als dat van Melchizedek die geen begin en einde had, voor zover de verhalen bekend zijn (7:3). Het woord “eeuwigheid” is een vertaling van het Griekse woord “eis ton aiona” – tot in de eeuw – wat vertaald kan worden als voor eeuwig. en met die eeuw wordt de laatste eeuw bedoeld, en die is eindeloos; in Exodus 40:15 vertelde God Mozes dat het Levitische priesterschap een “altoosdurend” priesterschap zou zijn, en aansluitend gedefinieerd als “in hun geslachten”; en wij weten dat hun generaties eindigden met de verwoesting van Jeruzalem en de tempel (ook doordat dat alle genologische archieven werden vernietigd). En aangezien Jezus nooit ophoudt te bestaan, zal ook Zijn Hogepriesterschap nooit ophouden te bestaan.
Heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem – Voor de meeste theologen heeft dit gedeelte betrekking op de gebeden van Jezus tot de Vader in Gethsemane voordat Hij was verraden door Judas. Paulus bracht dit naar voren om te benadrukken dat ofschoon Jezus geen zonde begaan had, Hij wel leed zoals zij. Het woord “geofferd” werd door de priester gebruikt die het offer bracht naar het altaar van God. Derhalve is het gebed een soort offer – een offer met de lippen (Hebr 13:15), en dat is waarom ook het gebed van een heilige “een offer” genoemd wordt in Openbaring 8:3-4.
Hem uit de dood kon redden – in plaats van dat deze zinsnede betekent dat God Jezus kon redden van de fysieke dood, betekent het hier eigenlijk dat God Hem uit de staat van 3-dagen dood (ondergaan door de zonde) van hun relatie kon brengen. Het was namelijk niet de fysieke dood waar Gods Zoon tegenop zag, maar geestelijk gescheiden te worden van z’n Vader.
De gehoorzaamheid geleerd – Het woord “geleerd” heeft betrekking op “verstand hebben van” en dat komt door ervaring, niet alleen door instinct of instructie; dit wordt duidelijk omdat hij specifiek zegt dat Hij leerde van het lijden dat Hij onderging. Het gaat erom, dat ondanks dat Jezus als God wist wat gehoorzaamheid was, Hij dit niet wist uit ervaring; met andere woorden, Jezus als Godheid (zonder mensheid), werd nooit verzocht om Zijn Vader ongehoorzaam te zijn, en dat is waarom Hij leerde wat gehoorzaamheid was.
Een oorzaak van eeuwig heil geworden – De redding van Christus wordt hier omschreven als “eeuwig”; nog de wet van Mozes nog het Levitische priesterschap verschafte eeuwige redding – de zonden van het volk waren eenvoudig doorgeschoven totdat de “geheiligde” Jezus de “oorzaak” en “leidsman (2:10)” van een hun redding kon worden. Hoofdstuk 7:19a zegt in feite “de wet heeft in geen enkel opzicht volmaaktheid gebracht”. En 7:11a zegt: “Indien nu het Levitische priesterschap het volmaakte gebracht had,….. waarom was het dan nog nodig, dat een andere priester naar de ordening van Melchisedek opstond?” Vervolgens zegt 7:28: “Want de wet stelt als hogepriester mensen, die met zwakheid behept zijn, maar het plechtige woord van de eed, die ná de wet kwam, stelt de Zoon, die in eeuwigheid volmaakt is.” En dan zegt 9:12 & 15 tenslotte: “en dat niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf….. En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden.”
Door God aangesproken als hogepriester naar de ordening van Melchisedek – Dit vers zegt eigenlijk, dat aangezien Jezus Gods doel bereikt als Hogepriester, het God behaagde Hem te benoemen als “Hogepriester naar de ordening van Melchizedek”. En hoe was dit bereikt? Door de opstanding, verschijningen en de hemelvaart naar de hemelse troon van genade.

Waarschuwing tegen verachtering

Op dit punt van de brief werd Paulus schijnbaar gefrustreerd door zijn toehoorders en brak zijn verhaal over Jezus en het priesterschap in de order van Melchizedek af, om ze voor de vierde keer te waarschuwen.
Zoals eerder genoemd, er zijn 6 waarschuwingen in de Hebreeën brief: de eerste drie gingen hoofdzakelijk over hun gebrek aan geloof dat leidt tot verzaking, terwijl deze, die begint met 5:1 en helemaal doorgaat naar 6:20, gaat over hun gebrek aan geestelijke groei.

11 Hierover hebben wij veel te zeggen, maar het is moeilijk uit te leggen, omdat gij traag zijt geworden in het horen.
12 Want hoewel gij, naar de tijd gerekend, leraars behoordet te zijn, hebt gij weer nodig, dat men u de eerste beginselen van de uitspraken Gods leert, en gij hebt nog melk nodig (en) geen vaste spijs.
13 Want ieder, die nog van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking: hij is nog een zuigeling.
14 Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad.

Hierover – Het onderwerp hier is niet Jezus of Melchizedek, maar gaat over relatie van Jezus tot de priesterlijke orde van Melchizedek.
Omdat gij traag zijt geworden in het horen – De uitdrukking “zijt geworden” laat zien dat ze vroeger niet zo traag waren; maar omdat ze van de waarheid die ze eerder beleden werden afgetrokken, waren ze traag in horen geworden. Dus in plaats van vooruit te gaan in het christendom vielen ze terug naar het Judaïsme en Paulus had er moeite mee om uit te zoeken hoe hij dit onderwerp moest overbrengen.
En Kijkend naar hun onvolwassenheid: zij dreven van het woord af (2:1-4); zij twijfelden aan het woord (3:7-4:13); en zij waren traag in het horen (5:11).
Naar de tijd gerekend – Deze brief was geschreven aan de Christenen in Jeruzalem, met andere woorden door te zeggen dat ze “naar de tijd leraars behoorden te zijn”, refereerde Paulus naar het idee dat de kerk daar al zo’n 30 jaar bestond!
De eerste beginselen van de uitspraken Gods – Wat waren de “beginselen van de uitspraken Gods” waarvan we weten dat zij in die tijd in bezit hadden? Het oude testament, wat anders zouden mensen zoals Paulus gebruiken om de Joden te overtuigen dat Jezus de beloofde Messias was? En wat waren de “eerste beginselen” dan? De eerste waarheden of fundamenten – van of over Christus (6:1) – gevonden in de uitspraken Gods (wat Jezus ook zelf bevestigd had, Joh 5:39). Het originele woord “beginselen” vinden we ook terug in Gal 4:3 & 9 en Kol 2:8 & 20 (in de staten vertaling) waarmee bedoeld wordt: de wet van zonde en dood en het Joodse religieuze systeem, “de beginselen, waaraan gij u weder van meet aan dienstbaar wilt maken?” (Gal 4:9) (het Griekse woord ‘stoicheia’ (beginselen) wordt overigens ook door Petrus genoemd in 2 Petr. 3:10 als de ‘elementen’, die in vuur zouden vergaan. De beginselen van de wet, die ons de dood brachten, zouden voorbijgaan). Dus als de uitspraken Gods hier in Hebreeën 5 een referentie naar de wet van Mozes zijn, wat zegt Paulus dan eigenlijk? Als het oude testament over Jezus profeteerde  en als deze Hebreeën terug gingen naar die wereld, dan zouden ze natuurlijk opnieuw de fundamenten van het oude testament moeten leren. Dus voor hen om terug te gaan naar de wereld die schaduw was van hetgeen komen moest, Jezus, daarmee zouden ze het meest fundamentele principes van het oude testament missen. Dat Jezus hun Hogepriester was, zou fundamenteel moeten zijn voor die Joden die christenen waren geworden.
Nog melk nodig (en) geen vaste spijs – De melk van Gods woord is gelijkwaardig aan de eerste beginselen van de uitspraken Gods (of zoals 6:1 zegt, ”het eerste onderwijs aangaande Christus”), inclusief datgene waarover hij al over had gediscussieerd – Jezus’ vervulling van het typebeeld of afschaduw van het priesterschap van Aäron. Dus vaste spijs heeft waarschijnlijk betrekking op de volgende stap in de discussie over Jezus’ priesterschap die Paulus naar voren wilde brengen toen hij pauzeerde om hun te berispen toen ze het hem moeilijk begonnen te maken.
Dus waarom dacht Paulus dat zij de eerste beginselen weer moesten leren? Want, die…
Heeft geen weet van de rechte prediking – het woorden “geen weet” betekent “onervaren”; met andere woorden ze kregen zodanig onderwijs, dat zij het ook weer door konden geven. En wat was dat dan? Het woord (goede nieuws) van rechte prediking. Deze uitdrukking zien we ook in Rom 1:17 waar Paulus onderwees dat door het goede nieuws, je leert hoe je Gods gerechtigheid ontvangt door geloof. Deze broeders waren zo gevangen in hun verlangen om terug te keren naar het oude verbondsleven, dat ze onervaren waren in het vertellen van het goede nieuws over het nieuwe verbond en hoe dit te delen met anderen in deze meeste belangrijke tijd van de Joodse historie. Ze waren onervaren omdat ze zuigelingen waren; en ze waren zuigelingen omdat ze onervaren waren – en dat door hun eigen keus. Anders dan normale kinderen, leerden ze niet… en groeiden ze ook niet.
Hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad – Het woord “zinnen” heeft hier betrekking op mentale mogelijkheden (niet de 5 zintuigen), dus de mogelijkheid om vast te stellen wat goed of wat kwaad is. De uitdrukking “goed en kwaad” gaat niet over goede en slecht moralen in dit geval, maar goede en verkeerde doctrines, want dat is wat hen in relatie tot deze context rechtvaardig zouden maken. Herinner je dat deze broeders onder grote druk stonden om weer terug te keren tot het Judaïsme en deze druk (valse leer en vervolging door Judaïsten) was de reden, dat wat ze geleerd en geaccepteerd hadden als waarheid, verzaakten en zelfs herriepen. En dat was waarom Paulus liet zien dat zulke nalatigheid leidde tot totale ontrouw en afval.
We kunnen hier iets van leren: hoe meer men zichzelf beoefend in lezen, studeren, mediteren en onderwijs van Gods woord, hoe groter kans dat hij correct is in zijn interpretatie.